“Doorgang naar het derde millennium.”

door zuster Jozefa Van Doren, ocso

Toen ik in 1952 intrad in de twee jaar tevoren gestichte “Abdij O.L.V. van Nazareth” te Brecht, vond ik een gemeenschap die leefde volgens vastgelegde structuren en tot in details geregelde gebruiken, “gedragscodes” voor alle aspecten van het dagelijks leven. De eerste periode van de Orde was die van de observante monnik, die gedreven door innerlijke bezieling van een geest van boetvaardigheid, de 798 punten van de “US” (het Reglementenboek) en de Regel van Sint-Benedictus met de Constituties nauwgezet onderhield. Het Generaal Kapittel van de abten kwam jaarlijks bijeen in Cîteaux om over de onderhouding van deze observanties te waken. Hun beslissingen deelden zij mee aan de monialen die aan hun zorgen waren toevertrouwd.

DE OBSERVANTE MONNIK

“Beetje bij beetje, werd de gestrengheid van La Trappe en vooral van Valsainte, wat minder en tot haar juiste proportie teruggebracht. Dankzij het opnieuw ontdekken van de cisterciënzerschrijvers van de twaalfde eeuw, werd de aandacht meer gevestigd op de Heilige Schrift en op het liturgisch en inwendig gebed.”[André Louf, La voie cistercienne, blz. 38]

DE OVERGANG

Toch waren er reeds schuchtere tekenen van vernieuwing te bespeuren: de publicatie in 1950 van het pauselijk document “Sponsa Christi”, dat de monialen o.a. verplichtte door degelijke arbeid te voorzien in hun levensonderhoud.

In 1959 roept de toenmalige Generale abt dom Gabriël Sortais, voor het eerst sinds de oprichting van de Orde in 1892, de abdissen samen voor een Algemene Vergadering in Cîteaux. In 1971 werden deze samenkomsten weer Generaal Kapittel genoemd en werden de abdissen betrokken in het bestuur van de Orde.

Nog steeds bestonden de communiteiten uit lekenbroeders of lekenzusters en koristen. Ook de communiteit van Nazareth. Gedurende heel de twintigste eeuw werd de tendens om dit verschil weg te nemen steeds sterker. Het Tweede Vaticaans Concilie gaf de doorslag. Het Generaal Kapittel van mei 1965 vraagt en verkrijgt nog hetzelfde jaar de goedkeuring van de Heilige Stoel voor de eenmaking van de communiteiten.

In 1966 gebeurt de eenmaking van de communiteit in Nazareth: elke lekenzuster mag het ‘Decreet van Eenmaking’ ondertekenen. In verschillende abdijen zetten lang niet alle conversen deze stap, wat in de komende jaren de werkelijke eenheid in de gemeenschappen bemoeilijkte.

In de vijftigerjaren gebeurden ook de eerste vernieuwingen in de liturgie: het officie van O.L.Vrouw, ‘De Beata’, moest niet meer gebeden worden op feesten van Maria; later werd het vervangen door een antifoon ter gedachtenis van Maria in elk officie. Het officie van de overledenen, ‘De defunctis’, op elke feria dag, werd vervangen door één per maand. De publicatie van de Constitutie van de Liturgie 1963 bracht een diepgaande verandering teweeg. In 1965 staat het Generaal Kapittel het gebruik van levende talen toe in de liturgie. In de Nederlandse regio wordt dadelijk van wal gestoken met het oprichten van een vertaalcommissie. In 1967 groeit hieruit de IWVL (Intermonasteriële Werkgroep voor Liturgie), die heel onze monastieke liturgie zal herwerken tot een harmonisch Nederlands koorgebed dat eenvoudiger was en de meesten meer aansprak. Maar Rome vertrouwde die allereerste experimenten niet erg. Zo kregen we nog in 1965 de secretaris van de postconciliaire Raad voor Liturgie te Rome, Mgr. Bugnini, op bezoek in onze abdij. Hij vertrok echter gerustgesteld!

Op 25 februari 1966 zongen we in Nazareth ons eerste officie in het Nederlands: de Completen; voor velen een vreugdevolle beleving omdat zo het innerlijk gebed rechtstreekser gevoed werd, voor anderen daarentegen een offer van het vertrouwde dierbaar Latijn en gregoriaans.

EXPERIMENTEN

Het Generaal Kapittel van 1969 was beslissend voor de toekomst. Men voelde er werkelijk de aanwezigheid en de werking van de Heilige Geest. Naast een verklaring over de essentie van ons contemplatief cisterciënzer leven legde het normen vast waarbinnen elke gemeenschap haar eigen leven kon structureren: het ‘Statuut van Eenheid en Pluriformiteit’ (SUP). Ook in onze gemeenschap kwamen we in gesprek wat voerde tot ingrijpende veranderingen in 1968/69:

  • de tekentaal werd vervangen door het gesproken woord, wat een persoonlijk verantwoord gebruik van het woord vroeg binnen overeengekomen afspraken;
  • de slaapzaal werd omgebouwd tot monastieke cellen;
  • het slot: we zouden onze families ontvangen zonder afscheiding door tralies.

De jaren daaropvolgend werden een lange periode van tastend zoeken naar aanpassing en vernieuwing. En we mogen er niet aan twijfelen dat dezelfde Geest de Orde heeft bijgestaan in die jaren om te groeien naar een nieuwe versie van onze Constituties zoals het Vaticaans Concilie dat aan alle Ordes en Congregaties vroeg. Deze tekst werd na veel studie, overleg en bewerkingen door de Generale Kapittels van de jaren 1984 en 1985 goedgekeurd. Vijftien jaren waren nodig geweest om tot dit resultaat te komen. In 1990 werd de tekst bij decreet door Rome goedgekeurd:

“Moge deze tekst zich een werkzaam instrument betonen waarvan de Orde zich kan bedienen om te groeien in trouw aan haar charisma, volgens de geest van het Tweede Vaticaans Concilie, en beter in staat te zijn haar eigen taak in Kerk en wereld te vervullen”. [Constituties, Inleiding, 4]

EEN WERELDORDE

Alhoewel er reeds in de negentiende eeuw stichtingen gebeurden buiten Europa en Noord-Amerika (Afrika, o.a. door de abdij Westmalle, China) komt de grote uitbreiding eerst op gang tegen het einde van de vijftiger jaren onder impuls van dezelfde generale abt. In de jaren na de Tweede Wereldoorlog verspreidt de Orde zich in Australië, Japan, Indonesië, Zuid-Amerika. Dit verplichtte het Generaal Kapittel, reeds vóór het Vaticaans Concilie, tot de aanpassing van het monastiek leven met zijn éénvormige structuren aan verschillende culturen. Op deze wijze vond de Orde zich goed voorbereid om de dubbele taak op zich te nemen die het Tweede Vaticaans Concilie aan alle kloosters oplegde: terugkeer naar de bronnen, naar de geest van de stichters en de concretisering daarvan aan te passen aan de eisen van de tijd.

De stichting van onze abdij in 1950 gebeurde nog op de vanouds voorgeschreven wijze: twaalf monialen van de abdij O.L.Vrouw van Soleilmont (Charleroi) met de overste, kwamen naar de Brechtse heide waar de in aanbouw zijnde abdij in zoverre klaar was dat de zusters er het streng pauselijk slot konden bewaren en het koorgebed volbrengen. Intussen werd verder gebouwd onder de kundige leiding van de abt van de abdij van Westmalle en met hulp van de broeders. De communiteit groeide snel aan: in 1962 telde ze reeds 61 leden. Het aanbod aan de Orde van een domein in Californië leek een indicatie van de Geest om daar een stichting te ondernemen. Ze gebeurde ook nog op de traditionele manier.

Toen in 1970 een groepje van zeven zusters in Limburg het cisterciënzerleven begon, was dit een opzet in de geest van de tijd: een kleine groep in een kleine behuizing; eenvoudig koorgebed en vereenvoudigde kleding. Dit alles om de zusterlijke verbondenheid en het beschouwend karakter meer kans te geven.

In de loop der daaropvolgende jaren valt deze kleinschaligheid van de projecten op. De meeste ontstaan in de ontwikkelingslanden door autochtone kernen die om vorming vragen in een abdij, meestal in Europa. Na hun professie keren ze naar hun land van oorsprong terug om daar het cisterciënzerleven in te planten.

Is het niet betekenisvol dat de abten en abdissen kapitulanten in 1990 de abt van een Argentijnse abdij, Dom Bernardo Olivera, hebben gekozen om generaal abt van de Orde te worden? Met 93 monniken- en 65 monialenabdijen, is de Orde heden verspreid over alle werelddelen. Uit de jonge stichtingen in Derde Wereldlanden – en ze blijven toenemen – stroomt een sterke, frisse bezieling door de Orde.

TOEKOMSTDROMEN

En de evolutie binnen de Orde gaat verder. In een merkwaardige conferentie tijdens het Generaal Kapittel (1996) legde Dom Bernardo de vraag voor: “Wat zijn mijn vurige verlangens, waarvan droom ik, wanneer ik mijn creatieve verbeelding de vrije loop laat in verband met de Orde aan het begin van het volgend millennium, bij de viering van haar negende eeuwfeest?”

De belangrijkste gedachte van Vader Generaal is wel de werkelijke eenheid van de grote cisterciënzerfamilie: monniken en monialen van de Gewone Observantie en van de Strikte. Met het oog op de viering van het negende eeuwfeest van Cîteaux, in de moederabdij van de Orde wordt gewerkt aan een gemeenschappelijke “Carta Unanimitatis in Diversitate” (Charter van eenheid in verscheidenheid). Hierin verklaren we:

“Op dit moment van dankzegging, zijn wij, leden van de cisterciënzerfamilie, één in onze wil om wederzijds dichter naar elkaar toe te komen. De genade zonder voorgaande van deze viering geeft ons de hoop en de beslistheid datgene samen te doen wat er samen gedaan kan worden, verenigd te zijn in gebed en elkaar wederzijds te steunen in de rijke uitdrukking van het éne cisterciënzercharisma in al zijn verscheidenheid.”

Reeds sinds 1968 groeide er tussen Nazareth en de cisterciënzerinnen van de abdij Mariënlof, Coolen/Kerniel van de Gewone Observantie, een zusterlijke vriendschapsband van wederzijdse hulp.

Een gedurfde gedachte is de integratie tussen monniken en monialen: een abdis zou bijvoorbeeld mater immediata kunnen zijn van haar eigen stichtingen en van de monniken; of visitatrix voor de monialen en voor de monniken; onderling afhankelijke permanente raden voor de Generale Abt (Dit is in gewijzigde vorm reeds verwezenlijkt door de aanwezigheid van twee monialen in het generalaat te Rome, een Japanse en een Vlaamse, die de vergaderingen van de permanente raad van de Generale Abt bijwonen); een Vader Generaal of een Moeder Generaal; monialen die retraites geven, enz.

Een laatste gedachte betreft de charismatische associaties van leken, die op een of andere manier verlangen ons cisterciënzercharisma te delen. We kennen in de Orde reeds inwonende oblaten die zonder geloften, lid zijn van de gemeenschap. Nu bestaan er ook diverse groepen van leken die op verschillende niveaus geassocieerd zijn met één of andere abdij van de Orde: de abdij van Cîteaux, abdijen in de Verenigde Staten en in Argentinië.

“Dit feit mag begrepen worden als een teken dat de Geest eveneens verlangt dat wij het cisterciënzercharisma met hen delen, zodat het ook een seculiere vorm ontvangt in onze huidige geschiedenis”.

EN NU ?

Dan rest ons een laatste vraag: Waartoe monnik-zijn in onze tijd? Voelen jongeren zich nu nog aangesproken om ons leven te delen?

Wat is een monnik? Wat is een moniale? Is het niet een geroepene die ontvankelijk is voor de Liefde die God de mens toont in Christus en die daarop antwoordt door Hem Vader te noemen en Hem te loven in een broedergemeenschap van delen en dienen. De cisterciënzermonnik wijdt daaraan zijn leven, en trekt zich daarvoor terug in eenzaamheid en stilte.
“Gescheiden van allen, doch met allen verbonden” zegde Evagrius, een woestijnmonnik, reeds in de vijfde eeuw. 
Dit leven wil hij gastvrij delen met wie in nood is, met wie verlangt te bidden, met wie God zoekt. Zo probeert hij iets van Gods aanwezigheid in deze wereld te doen oplichten voor de mens van de eenentwintigste eeuw, ook voor de jongeren van het derde millennium.

Zullen ze komen? Dit is het geheim van de koning. Geen enkele gemeenschap draagt de belofte van onsterfelijkheid. Het Clairvaux van Sint-Bernardus is omgevormd tot gevangenis! Grote abdijen waar ontelbare gelukzaligen uit voortkwamen werden ruïnes, zoals Villers, Ter Duinen in Koksijde. Onze abdij zelf is de voortzetting in Brecht van de dertiende-eeuwse abdij Nazareth te Lier, waar de zalige Beatrijs leefde. Maar het monastiek leven bleef en het is mijn gelovige overtuiging dat het, voortdurend door de Geest vernieuwd en verjongd, zal blijven leven in de Kerk.

DE HUIDIGE SITUATIE IN BELGIË

Vanaf de 17e eeuw ontstonden er in de Orde van Cîteaux veel splintercongregaties, waarvan velen het gezag van Cîteaux niet meer aanvaardden.

In 1892 werden op vraag van Paus Leo XIII twee cisterciënzercongregaties erkend :

  • Cisterciënzers van de Gewone Observantie, waarvan in België twee mannenkloosters zijn, Bornem en Val-Dieu; en één vrouwenklooster, Coolen-Kerniel (bij Borgloon).
  • Cisterciënzers van de Strikte Observantie (trappisten en trappistinnen), waarvan nog 6 vrouwenkloosters bestaan, Bouillon, Bocholt (priorij Klaarland), Brecht (O.L. Vrouw van Nazareth), Chimay, Fleurus en Tilff. Er zijn nog 6 mannenabdijen, Achel, Orval, Rochefort, Scourmont, Westmalle en Westvleteren.

Er zijn cisterciënzerinnen die een autonome congregatie geworden zijn :

  • Congregatie van de Bijloke te Gent (4 kloosters)
  • Dames Bernardinnen van Oudenaarde (7 kloosters)
  • Religieuses Bernardines d’Esquermes (2 kloosters)
  • Bernardinessen-Reparatricen (2 kloosters)